Schoolsituatie bij onze noorderburen.
Van Bijsterveldt vraagt ouders 50 jaar terug in de tijd te gaan
Er zitten toch ook aardige kanten aan de oproep van Marja van
Bijsterveldt? Ouders, bekommer je om de school en de schoolprestaties
van je kinderen. Open deur eigenlijk. Ouderwets gezond gezinsverstand.
Zij vergeet alleen dat Nederland een halve eeuw verder is. De minister
van Onderwijs trekt aan één draad en haalt onze halve cultuur overhoop.
Natuurlijk zijn scholen geen wasstraat waar je je kind in stuurt en
aan de andere kant weer schoon uit krijgt. De ouders die zich nu het
meest miskend voelen zijn zich daar dagelijks van bewust. Zij besteden
twee keer zo veel tijd aan hun kinderen als ouders dertig jaar geleden.
Jonglerend met twee banen en school, judo en gitaar voor de kinderen.
Zij ontplooien zich te pletter, en willen dat ook voor hun bloedjes.
Allebei werken is ook nodig om de hypotheek te betalen. Zij forenzen
over hele afstanden, de huizenmarkt zit vast en bij wiens baan wil je
wonen?
Dat hebben we allemaal zo gewild en
elkaar moreel opgelegd. Emancipatiedrang kwam vaak van links, en werd
door liberalen en christen-democraten lustig uitgevoerd. Onze
collectieve gretigheid heeft ons een tredmolen opgejaagd waar niemand
zomaar vanaf kan springen. Niet iedereen kan een oppas huren, zoals de
minister zelf vroeger deed, om op school betrokkenheid te leveren.
Zeker de ouders met een laag opleidingsniveau en dito inkomen,
misschien met een taalachterstand, hebben statistisch de grootste kans
dat hun kinderen op school extra aandacht nodig hebben. Richtte de
minister zich eigenlijk tot achterstandsouders, maar durfde zij dat niet
te zeggen? Of wilde zij ook de laatste tweeverdiener die nooit slingers
ophangt geïrriteerd en te laat naar zijn of haar werk krijgen?
De minister kreeg van alles over zich heen deze week. Voor de VVD had
haar verhaal een CDA-geur. Dat leek niet als compliment bedoeld. Ouders
met kinderen in het speciaal onderwijs waren razend – zij krijgen een
fikse bezuiniging opgelegd, en moeten gaan zeulen met hun kinderen langs
scholen die niet zitten te wachten op hun zorgenkind. De betrokkenheid
van deze ouders bij school en kind is al een dagtaak. Zag de
bewindsvrouw hen echt over het hoofd?
Van Bijsterveldts vormeloze brief over ‘ouderbetrokkenheid’
van deze week was in ieder geval een onbedoeld pleidooi voor beter
taalonderwijs. Rommelige opbouw, rafelige zinsbouw, te lange alinea’s,
het gebruik van toolboxtaal, herhalingen, het zat er allemaal in. De
pabo-ramp plant zich nog steeds voort. Op het ministerie van Onderwijs
is het schrijven van een mooie brief een probleem.
Waarschijnlijk koos de ervaren CDA-politicus Van Bijsterveldt voor
deze oproep omdat zij ook weer es in de krant wilde, liefst met iets
aardigers dan bezuinigingen. Geen nieuwe regels, geen systeemwijziging,
die zijn uit. Wat dan rest is een moreel appèl. In de hoop dat niemand
merkt dat je de grote organisatorische problemen op je eigen terrein
niet aanpakt.
Het was pech voor de minister dat in dezelfde week als haar
begrotingsbehandeling Ria Bronneman van het Sociaal en Cultureel
Planbureau promoveerde op twintig jaar onderwijsbeleid.
Net als de parlementaire commissie-Dijsselbloem in 2008 stelt zij vast
dat ‘de overheid’ steeds wat anders wilde met onderwijs, dat vaak het
tegendeel werd bereikt, dat het gezag van leraren is afgenomen en dat
het vermogen van scholen om hun eigen boontjes te doppen binnen
landelijke eisen in veel opzichten is verkleind. Beleid als tegenwind.
Het zijn geen kolossale verrassingen, maar zo rustig en met kennis
van zaken geordend stemt dit overzicht tot nadenken. De minister zou ook
kunnen besluiten de werkelijkheid dichter bij de intenties te brengen.
De raden (PO, MBO, VO, HBO) met hun onheldere rol als uitvoerders van
beleid én vertegenwoordigers van een type onderwijsinstellingen
aanpakken. Afrekenen met de veel te grote schoolbesturen die door
scholen (‘locaties’) en schoolhoofden zelden als vriend worden beleefd.
Eindelijk een eind maken aan de laffe vormingswerk-cultuur bij het
opleiden van leerkrachten.
De geldverslindende bestuurlijke kleilagen, het gezeur over
zorgbeleid, de ‘toetsterreur’ waar Kamerlid Ferrier aandacht voor vroeg,
het zijn even zo veel belemmeringen bij het uitvoeren van wat de
minister terecht wil: zorgen dat kinderen beter leren rekenen en
schrijven, en nadenken als het een beetje meezit. Het vrijwel afschaffen
van geschiedenis en marginaliseren van talen is ook geen winst. De lat
hoger leggen is nodig, maar het is te makkelijk de gegroeide rimram
ongemoeid te laten en de ouders te vragen een tandje bij te zetten.
Van Bijsterveldt is overigens atypisch in dit kabinet. Zij brengt
haar beleid zonder triomfantelijke sneer naar de ‘morele superioriteit
van links’, een troetelthema van VVD-fractievoorzitter Blok. Zij rekent
niet af met de vermeende subsidieverslaving van bevoorrechten. Zij
draagt een flink soort positivisme uit dat gunstig afsteekt bij de 130
kilometer-want-het-kan en natuur-als-het-moet-maatregelen van wat soms
lijkt op een puber-kabinet.
Het aardige en het nuttige van Van Bijsterveldts ideeën zal alleen
nergens toe leiden als zij de in Nederland gegroeide samenleving niet
beter analyseert. En als zij niet durft het kaf van het koren te
scheiden in ‘onderwijsland’. De optelsom van legitieme doelen heeft ons
een fascinerende maar kwetsbare stijl van leven bezorgd. Beter onderwijs
voor ambacht tot en met academisch toponderzoek is nodig. Dat lukt
alleen als de nodeloze bestuurderij en de werkverschaffing verzonnen
door trendy pedagoochelaars wordt afgeschaft.
Reacties
Een reactie posten